Author Archives: wer

  1. Circulaire inrichting Radbouduniversiteit locatie Berchmanianum

    Leave a Comment

    Een duurzame hybride werkomgeving realiseren in een voormalig kloostergebouw, tussen diverse verbouwingen door, terwijl de 300 gebruikers ‘gewoon’ doorwerken… Ga er maar aan staan. Inrichtingspartner voor het onderwijs Eromesmarko ging die boeiende reis aan, samen met opdrachtgever Radboud Universiteit Nijmegen.

    INVENTARISATIE BESTAAND MEUBILAIR

    Eromesmarko werd geselecteerd om het werkplekconcept van Hospitality Group te vertalen naar een circulair inrichtingsplan voor het Berchmanianum. Interieuradviseur Robert ten Wolde van Eromesmarko: “Circulair inrichten was de voorwaarde bij deze pilot en Radboud gaf daarbij aan dat zij zoveel mogelijk bestaand meubilair wilden hergebruiken. We begonnen daarom met een uitgebreide inventarisatie van het oude meubilair, waarbij we alles indeelden in categorieën. Zo hadden we precies in beeld welke items in welke staat waren en in welke ruimtes zij stonden, en konden we aan de slag met het inrichtingsplan.”

    SAMEN OP REIS

    In de ontwerpstudio van Eromesmarko waren het interieurarchitecten Johan van Helden en Vera van Tienen die op basis van het functionele plan, de gewenste look & feel en de product-inventarisatie werkten aan een circulair inrichtingsplan voor Berchmanianum. Johan van Helden: “Circulair inrichten is in de onderwijsbranche in ontwikkeling, er is nog geen beproefde manier om het aan te pakken, geen one size fits all. Je gaat samen -opdrachtgever, conceptontwikkelaar en inrichter- een boeiende reis aan, waarbij je onbekende wegen inslaat, onverwachte obstakels tegenkomt en soms een paar stappen terug moet doen om een ander pad te kiezen. Je vertrekt samen, ieder met z›n eigen kennis en kunde, en met hetzelfde doel voor ogen. Veel beslissingen worden gaandeweg genomen, dus er zijn ook discussies tijdens het traject. De kunst is om steeds met elkaar in verbinding te blijven en het gezamenlijke einddoel voor ogen te houden.”

    ZO MIN MOGELIJK MILIEUBELASTING

    Voor Eromesmarko is circulair en duurzaam inrichten niet nieuw; het bedrijf neemt haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus en heeft als onderdeel van de Fair Furniture Group al vele jaren een sterke focus op het bevorderen van een circulaire economie. “Een zo klein mogelijke milieu-impact door oneindig hergebruik van duurzame grondstoffen, zodat er geen afval meer ontstaat: dat is ons devies”, vertelt Robert ten Wolde. “Afgedankt meubilair maken we weer als nieuw en als er nieuwe meubels nodig zijn, produceren we die duurzaam, met 100% recyclebare of biobased materialen. Afval, energie en transport beperken we tot het minimum. Voor Eromesmarko is dit de normaalste zaak van de wereld, en het is geweldig om te merken dat circulair ontwerpen en produceren langzaamaan een grotere plek inneemt in de markt.” «

  2. Quality Brew opent distributiecentrum van ca. 4.500 m² in Nederland

    Leave a Comment

    Recentelijk heeft Quality Brew een nieuwe locatie gehuurd in Gendt. De nieuwe locatie zal na verbouwing in gebruik worden genomen als logistieke hub voor Europa. De online platforms van Quality Brew en Kegland hebben alles op het gebied van bier brouwen voor de particulier. Het bedrijf heeft vestigingen in Scandinavië en Australië. Met de nieuwe locatie wordt de groei in Europa verder gefaciliteerd. BMV Bedrijfsmakelaars, partner in Dynamis, heeft deze transactie begeleid namens de verhuurder, in collegiale samenwerking met Strijbosch Thunnissen, partner in Dynamis.

  3. Circulair ondernemen in Arnhem

    Leave a Comment

    Overvol stroomnet leidt tot creatieve publiek-private oplossing voor aanleg 40 laadpalen

    Het Arnhemse kantoorgebouw Journey Offices heeft een behoorlijk grote elektriciteitsaansluiting. Die was ooit nodig, omdat tot een paar jaar geleden acht roltrappen de stroom nodig hadden om duizenden mensen van de herenmode naar het restaurant te brengen. Of van de rolkoffers naar het speelgoed. Maar de roltrappen zijn eruit, en dus is de stroom beschikbaar voor de 40 laadpunten die deze week geopend werden.

    Publiek-private samenwerking

    ‘Een mooi staaltje publiek-private samenwerking tussen de gemeente en Journey Offices’, noemt de Arnhemse wethouder economie Nermina Kundić het. ‘In de bestaande parkeergarage Musis stonden vier laadpalen. Dat was te weinig voor de groeiende vloot elektrische auto’s, maar de garage zelf zat al aan het maximum van de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting. Toen moesten we zoeken naar een andere oplossing. Want door het overvolle elektriciteitsnet was een grotere aansluiting niet mogelijk. Dit sluit precies aan bij onze ambities om Arnhem op een duurzame manier bereikbaar te houden. En mooi dat we dit samen met de Arnhemse ondernemers kunnen doen.’

    Acht roltrappen worden veertig laadpalen

    Die oplossing waren de acht roltrappen, die uit het gebouw verwijderd waren, toen Journey Offices er zijn duurzame kantorenconcept uitrolde. De elektriciteitsaansluiting bleek ruimschoots voldoende voor 40 laadpalen met een capaciteit van maximaal 22 kWh per laadpunt. Er is zelfs nog ruimte voor uitbreiding naar 60 tot 80 laadpalen, als daar in de toekomst behoefte aan is. ‘In een kantoor is helemaal geen behoefte aan roltrappen’, legt Leon de Lobel van Journey Offices uit. ‘Bovendien willen wij graag zo duurzaam mogelijke kantoren aanbieden. Daar is in de kantorenmarkt steeds meer vraag naar. Onze klanten klopten al bij ons aan, wanneer er meer laadpunten zouden komen. Toen zijn we met de gemeente gaan praten en was de rekensom snel gemaakt.’

    Garage krijgt makeover

    De laadpalen staan op het bovenste parkeerdek en worden beheerd door Journey Offices. Ze zijn te gebruiken door iedereen die in de Musisgarage parkeert. De gemeente heeft de vier oude laadpalen verwijderd en de bewegwijzering naar de nieuwe laadpalen aangepast. Kundić: ‘De garage krijgt de komende jaren een flinke makeover. De voetgangersentree aan de singelzijde wordt compleet vernieuwd en veel beter zichtbaar vanaf de singel. Er komt ook een openbaar toilet en de parkeerloge wordt vernieuwd. Na de verbouwing komt de toezichthouder terug in de garage om parkeerders van dienst te zijn en de veiligheid in de garage te vergroten. Ook worden de parkeerdekken bij de entree en bij de ingang naar Journey Offices geschilderd.’ Daarnaast zijn er plannen om ook de overige parkeerdekken en de voetgangersentree aan de kant van het Brouwersplein aan te pakken.’

    Zonnepanelen en vergroening

    Journey Offices wil zelf ook verder investeren in duurzaamheid en vergroening. ‘We hebben plannen voor een overkapping van het parkeerdek met 180 zonnepanelen’, vertelt De Lobel. ‘Dan krijgen de laadpalen direct groene stroom van de garage zelf. De bovenste verdieping krijgt aan de buitenzijde een groene gevel. Dat geeft een prettiger aanblik en levert daarnaast verkoeling op.’ «

     
  4. Ketensamenwerking noodzakelijk voor transitie naar circulaire economie

    Leave a Comment

    De overgang naar een circulaire economie is een urgente en complexe uitdaging. Om deze transitie te laten slagen, is samenwerking tussen verschillende sectoren en disciplines van cruciaal belang. Bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden werken steeds vaker samen om innovaties te realiseren die bijdragen aan een duurzamere toekomst. Met name in de bouwsector zien we inspirerende voorbeelden van circulair ondernemen, waarbij slimme oplossingen worden gevonden voor het hergebruik van materialen en complete gebouwen. Toch blijven er nog grote obstakels bestaan, zoals wet- en regelgeving, financiering en de bereidheid van consumenten om voor duurzame alternatieven te kiezen. In de Papierfabriek EKI in Nijmegen kwamen negen betrokkenen bijeen om de huidige en toekomstige beweging van circulair ondernemen te bespreken.

    Goed op weg

    “De circulaire transitie is ingewikkeld, we staan pas aan het begin,” stelt Frank de Feijter, onderzoeker en docent Circulaire Economie bij het Centrum Meervoudige Waardecreatie van de HAN. “Nijmegen groeit, niet alleen qua inwoners maar ook in circulaire bedrijvigheid. Om deze bevolkingsgroei te ondersteunen, zet de gemeente Nijmegen in op passende huisvesting met circulaire bouwprojecten die bijdragen aan een schonere toekomst. Bij de HAN geloven we in het opleiden van changeagents voor circulaire oplossingen die slim, schoon en sociaal zijn. Om tot optimale resultaten te komen, is het van belang verschillende perspectieven mee te nemen, zoals materiaalkennis, bouwkunde, data, logistiek, sociaal welzijn en circulaire economie. In de bouwsector zien we al mooie ontwikkelingen in de samenwerking tussen bouwers, overheden en het onderwijs. Door deze circulaire koplopers een podium te bieden, creëren we een positieve flow.”

    Eén van de koplopers, of beter, trekkers op dit gebied is VIA-T, vertegenwoordigd door directeur Eric Willems. “De traditionele bouwmethoden hebben een grote CO2-voetafdruk en veroorzaken veel afval. Gebouwen gaan doorgaans lang mee en zijn in het verleden ontworpen om gesloopt, niet gedemonteerd, te worden. Tegenwoordig slopen we bijna niet meer, maar oogsten we. We hergebruiken onderdelen en grondstoffen.” In de regio moeten er vóór 2030 33.000 nieuwe woningen worden gerealiseerd. Om duurzame woningen te bouwen, is samenwerking essentieel. “Als je gebouwen ontwerpt met het oog op toekomstige demontage, kun je ze later met veel minder energie en moeite hergebruiken. De volgende stap in circulariteit is het hergebruik van hele gebouwen, van grondstoffen tot het vernieuwbouwen van de volledige structuur. Het wordt in de bouw steeds duidelijker dat circulair bouwen de nieuwe norm is, maar vaak weten bedrijven nog niet hoe ze dit moeten aanpakken. Wij brengen verschillende partijen samen in een community, delen kennis over innovaties en materialen, en zorgen voor goed opgeleide vakmensen. Door samen te werken in de gehele keten kunnen we kennis combineren, verspreiden en verder opbouwen. Door verschillende projecten brengen we die kennis in de praktijk en laten we zien dat het kan, het is echt een kwestie van gewoon doen,” aldus Eric Willems. Iets verderop in Nijmegen verrees recent een groot modulair project met de weinig inspirerende naam NDW21. In opdracht van verschillende woningcorporaties bouwde De Meeuw aan de Nieuwe Dukenburgseweg 500 woningen, die na maximaal 20 jaar gedemonteerd zullen worden en eventueel op een andere plek kunnen gebruikt worden.

    Jeroen Jansen, adviseur Bedrijven Stadsontwikkeling bij de gemeente Nijmegen, ziet steeds meer lokale ontwikkelingen. “Een mooi voorbeeld van een succesvol project is de actie met emmers muurverfrestanten van schildersbedrijven in de regio Nijmegen. De verf werd ingeleverd bij groothandel Woodfield Nijmegen, met toestemming van de omgevingsdienst voor ‘afvalinzameling’ in het kader van deze pilot. Het lokkertje? Een korting van 10 procent op nieuwe verf. Vervolgens werd de ingezamelde verf door Interchem Beuningen verwerkt tot nieuwe muurverf. Het is belangrijk om de grondstoffen zoveel mogelijk in de regio te houden. Het transport en het aantal handelingen bij op- en overslag van goederen zullen namelijk steeds crucialer worden. Dit vraagt ook om vernieuwde industrieterreinen, waar een hoogwaardige werkomgeving centraal staat, de basis goed geregeld is en er volop ruimte is voor ondernemerschap.”

    Wet- en regelgeving: obstakel of versneller van circulariteit?

    “De overgang naar een circulaire economie heeft een consistent overheidsbeleid nodig. We moeten niet alleen fysieke ruimte creëren op bedrijventerreinen maar ook ruimte om te investeren en innoveren. Omgevingsdiensten en bedrijven moeten elkaar meer gaan vinden op de vergunningaanvragen. Binnenkort stappen we over van het Landelijk Afvalplan naar het Circulair Materialenplan, waarbij er meer ruimte komt voor circulaire toepassingen binnen het vergunningenstelsel. Zo ontstaat meer aandacht voor de hele keten,” aldus Jeroen Jansen. Het Circulair Materialenplan is een belangrijk instrument dat vanaf 2025 wordt ingezet om een circulaire economie te versnellen. Het biedt een uniform kader voor het gebruik van grondstoffen, het omgaan met afval en het verlenen van vergunningen.

    Ook Merijn Neeleman van Lifeport@ wees op het belang van transparantie door regelgeving, zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive: “De CSRD dwingt bedrijven om openheid te geven over hun duurzaamheidsstrategieën. Dit zorgt voor een gelijk speelveld en moedigt bedrijven aan om elkaar te versterken in plaats van concurrentie op basis van kosten te laten overheersen.” Merijn speelt, als kwartiermaker van InnovationHub Circulair, een centrale rol in het samenbrengen van verschillende partijen. “We werken momenteel aan het opzetten van een samenwerkingsplatform waar MKB-bedrijven, kennisinstellingen en overheden elkaar kunnen vinden om samen oplossingen te creëren en uit te proberen voor regionale circulaire vraagstukken. Innovatie is meer dan informatie delen. Het vergt een proces van co-creatie, waarbij oplossingen vaak door vallen en opstaan worden gevonden. En de hele keten moet elkaars belang leren begrijpen. Dit wordt nog uitdagender wanneer bijvoorbeeld bedrijven uit de keten afkomstig zijn uit een ander continent.”

    De discussie mondde uit in de vraag of Nederland en Europa koplopers moeten zijn in de circulaire transitie. “In Nederland zetten we stappen, maar het blijft een druppel op de gloeiende plaat als grote landen zoals China, India en de VS niet meedoen,” zegt Ramon van den Berk, Strategisch Marketingmanager bij Koninklijke Nooteboom, een internationaal bedrijf dat complete oplossingen biedt voor uitzonderlijk wegtransport. “In die landen worden bedrijven vaak gestimuleerd door de overheid om zonder al te veel restricties te produceren. Ook de consument draagt verantwoordelijkheid, want wij blijven die producten kopen. Importheffingen zouden een deel van de oplossing kunnen zijn, of zoals Nooteboom houden we de productieketen hier en stimuleren de rest om ook mee te doen. Ergens moeten we beginnen.”

    Prijs speelt nog te grote rol bij gedragsverandering

    “In sterk concurrerende markten is de vraag vaak niet of bedrijven willen verduurzamen, maar eerder of dit niet botst met hun bestaansrecht,” stelt Lars Peters, Manager Circulariteit en Duurzaamheid bij EKI. “De echte uitdaging ligt in de bereidheid van consumenten en partners om meer te betalen voor een duurzaam alternatief wanneer er ook goedkopere, niet-duurzame opties beschikbaar zijn. In Nederland is 90 procent zich bewust van de milieukwesties, maar hopen tegelijkertijd dat oplossingen ook betaalbaar zijn.” Lars Peters is vandaag de jongste aan tafel en deelt hierover zijn eigen ervaring. “Ik zou graag alleen duurzame producten kopen, maar dat kan ik me simpelweg niet altijd veroorloven. Als consument word je enerzijds bewust gemaakt van milieukwesties en de impact van je aankopen, maar het wordt je anderzijds niet altijd makkelijk gemaakt om voor de duurzame of circulaire optie te kiezen.”

    Ramon van den Berk vindt dat de duurzame en circulaire koplopers meer van zich moeten laten horen. “Ik denk dat veel bedrijven in Nederland nog te weinig communiceren over hun stappen op het gebied van duurzaamheid, terwijl ze intern wel stappen zetten en verbeteringen doorvoeren. Voor veel organisaties waaronder Nooteboom is dit vanzelfsprekend, maar we zouden hier veel meer aandacht aan mogen besteden en het duidelijker naar buiten mogen brengen. Dit werkt ook als een magneet voor het aantrekken van nieuw talent.”

    Duurzame werkgevers zijn aantrekkelijke werkgevers

    Folkert Potze, directeur Techniek, Entree en Educatie bij ROC Nijmegen, ziet dat studenten steeds meer belangstelling hebben voor duurzaamheid. “Het is inspirerend om te merken dat onze MBO-studenten actief willen werken met duurzaamheid en circulariteit. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor het keuzedeel Duurzaamheid of meedoen aan de jaarlijkse Duurzaamheidsweek op school. Om duurzaamheid zowel in ons onderwijs als in de bedrijfsvoering van ROC Nijmegen een stevige impuls te geven, hebben we een projectmanager duurzaamheid aangesteld, die onze strategische doelen op dit gebied vormgeeft.” Hij raakte bijzonder geïnspireerd toen hij met een Nederlandse delegatie het project White Dunes bezocht in de Dakhla regio in Marokko, waar grote hoeveelheden groene waterstof geproduceerd wordt. Ook Frank de Feijter van de HAN ziet dat veel afgestudeerden de voorkeur geven aan duurzame organisaties. “Zodra bedrijven en instellingen overstappen van traditionele bedrijfsmodellen naar duurzame en circulaire bedrijfsvoering, zullen ze gewaardeerd worden door gemotiveerde studenten die met trots voor hen willen werken.”

    Jeroen ter Weeme, directeur bij Eromesmarko, richt zich met zijn organisatie op duurzame inrichtingsoplossingen voor onderwijsinstellingen. “We ondersteunen alles, van het primair onderwijs tot universiteitscampussen. Voor ons is bestaand meubilair, ongeacht het merk, een verzameling herbruikbare grondstoffen, of het nu volledig opnieuw wordt gebruikt of in onderdelen voor nieuwe toepassingen. Partnerschappen zijn hierbij essentieel; samen ontwikkelen, innoveren, testen en realiseren. Als businesspartner ondersteunen we daarmee onze afnemers in hun verduurzaming. Uiteindelijk dragen we zo samen bij aan een betere wereld.”

    Samenwerking als drijfveer voor verandering

    Bij RTC Gelderland zien ze dagelijks hoe belangrijk samenwerking is voor het oplossen van innovatievraagstukken, zoals die rond circulariteit. “Wij verbinden ondernemers met elkaar, met kennisinstellingen en met organisaties die hen kunnen ondersteunen bij hun groeipad naar een duurzamere toekomst. Onze ervaring is dat iedereen in de keten moet samenwerken voor een succesvol circulair project. Zonder die gezamenlijke inzet komen we er niet. Consumenten kunnen bijvoorbeeld al het voortouw nemen, zoals bij de Aarden Coöperatie in Arnhem, waar mensen samen kleding kopen die gemaakt is van gerecyclede materialen. Of de succesvolle ketensamenwerking van het PlastiCycle-project, waar we een verbinding hebben gelegd tussen de Radboud Universiteit en de Industriële Kring Nijmegen. Dit leidde tot een praktische samenwerking met EKI, wat laat zien hoe krachtig de synergie tussen kennis en industrie kan zijn,” vertelt Ruud Schuurman, innovatiemakelaar bij RTC Gelderland.

    Ketensamenwerking is de drijvende kracht achter succesvolle circulaire initiatieven. Circulariteit biedt enorme kansen, maar vraagt om een gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen: van producenten en onderwijsinstellingen tot overheden en consumenten. Door samen te werken, kunnen we de transitie maken van de traditionele, lineaire economie naar innovatieve en duurzame oplossingen. Elke schakel in de keten speelt hierbij een unieke en waardevolle rol. Wanneer we onze krachten bundelen, kunnen we de impact vergroten en tastbare resultaten bereiken. «

  5. Regionale Smart Energy Hub: eerste stap gezet

    Leave a Comment

    We willen allemaal zo duurzaam mogelijk leven en ondernemen. Voor onze kinderen, voor een betere wereld en uiteindelijk ook voor onze portemonnee. Daarom willen ondernemers hun fossiele productieprocessen en transport vergroenen. Maar dan kunnen ze, door netcongestie, de daarvoor benodigde stroom niet meer krijgen of is er nog geen alternatief in de vorm van waterstof beschikbaar. Om te zorgen dat de bedrijven in Nijmegen, Beuningen en Wijchen toch kunnen blijven ondernemen, wordt er hard gezocht naar oplossingen. Een daarvan is de Smart Energy Hub bij ARN Afvalenergiecentrale. Maar wat houden die plannen precies in? Wij spraken met drie spilfiguren: wethouder Tobias van Elferen, directeur van de ARN Rutger-Jan Pessers, en procesregisseur Marieke Butterhoff.

    In de driehoek Beuningen – Wijchen – Nijmegen zijn twee windparken en twee zonneparken gepland. Samen met de zonneparken die er al zijn, is hier een potentiële energie-opwek van zo’n 80 tot 100 Megawatt. Maar, zegt Butterhoff, deze energie kan door de netcongestie niet naar de gebruikers. Zonde. “Met de plannen voor de Smart Energy Hub leggen we een aparte lijn, los van het net, naar de ARN Afvalenergiecentrale. Daar wordt de opgewekte energie gebruikt, of tijdens dalmomenten ingevoed op het regionale energienet of omgezet naar waterstof.”

    Omzetten in waterstof

    Als je de energie niet kwijt kunt in het bestaande netwerk, moet je het opslaan. Dat kan in batterijen of in waterstof. Batterijen zet je in voor kortdurende opslag, maar ze zijn niet geschikt voor seizoensopslag. Dat kan wel in waterstof. Van Elferen: “De energie omzetten in waterstof is dan een goed idee. Want met waterstof kun je bedrijven bedienen die op dit moment nog met aardgas werken, maar graag willen overstappen naar duurzamere energie. Ook kun je waterstof weer omzetten naar elektriciteit. Vanuit de gemeente Nijmegen willen wij dat graag stimuleren.”

    Warmte

    Bedrijven stappen niet alleen over naar elektriciteit en waterstof, maar ook naar warmte, vertelt Pessers. “We zijn bijvoorbeeld op dit moment in gesprek met grote energiegebruikers op TPN-West die hun gasintensieve productieproces willen vervangen door een proces gebaseerd op door de ARN te leveren warmte. Als de infrastructuur er dan eenmaal ligt, is er natuurlijk ook ruimte voor kleinere bedrijven die deze overstap willen maken.” De ARN wil de rol van Smart Energy Hub met alle verschillende elementen graag oppakken. “We hebben veel kennis over warmte- en energiegebruik in Nijmegen op dagelijks, jaarlijks en meerjaarlijks niveau dankzij een onderzoek dat we tijdens het Smart Grid-project hebben uitgevoerd. Daaruit blijkt onder meer dat de potentie voor warmte-gebruik gigantisch is. Bovendien beschikken we over de juiste expertise. Ik zie hier een belangrijke taak voor de ARN in een wereld waarin het duurzame energiegebruik toeneemt.”

    Continuïteit

    Een van de moeilijke kanten van zonne- en windenergie is de continuïteit. Van Elferen: “Als het nacht is of als het een keer windstil is, moeten ondernemers er toch op kunnen vertrouwen dat ze energie krijgen op het moment dat ze het nodig hebben. Met de Smart Energy Hub proberen we op een innovatieve en duurzame manier met alle uitdagingen om te gaan.” De ARN speelt hierin een rol van betekenis, vult Pessers aan. “Wij zijn, in tegenstelling tot de zon en de wind, een regelbare opwekker van energie. Dat helpt de continuïteit garanderen.” De ontwikkeling van de hub is belangrijk voor Nijmegen én de hele regio, zegt Van Elferen. “Bovendien is het heel bijzonder en zeldzaam dat er op een bedrijventerrein als dit zoveel verschillende vormen van energie worden opgewekt, opgeslagen en gebruikt. Om dat in goede banen te leiden moet er goede afstemming zijn en moet er mogelijkheid zijn tot snel schakelen. Dat maakt de noodzaak voor een Smart Energy Hub groot.”

    Haalbaarheidsstudie

    Voor de Smart Energy Hub is nu de eerste stap gezet: er wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. Is het mogelijk wat we willen? Welk deel van de regionale opwek kunnen we ontsluiten? En wat kost het? Die studie moet eind dit jaar zijn afgerond. Butterhoff: “We gaan daarnaast ook inventariseren hoe groot de vraag naar waterstof precies is. Ik wil bedrijven die deze energiebron overwegen – in het productieproces, voor logistieke toepassingen, op de korte of middellange termijn – dan ook vragen zich bij mij te melden. Dan nemen we die vraag mee in onze plannen.” Wanneer de plannen zijn omgezet in een concrete Smart Energy Hub is nog niet te zeggen. Maar Butterhoff wil wel zich wel aan een voorzichtige voorspelling wagen. “Het is ambitieus, maar ik denk dat de eerste energie binnen een jaar wordt opgewekt. De hele hub zou binnen drie jaar werkzaam kunnen zijn.” Van Elferen: “Dat zou een fantastisch resultaat zijn. En ook noodzakelijk, want klimaatverandering wacht niet.”

    Meer weten? Neem contact op met Marieke Butterhoff via bedrijvenvereniging@tpnwest.nl. «

  6. Nederlands Openluchtmuseum omarmt Corporate Sustainability

    Leave a Comment

    Reporting Directive- richtlijn ‘We willen ons duurzame verhaal aan onze bezoeker vertellen’

    De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)-richtlijn verplicht grote bedrijven in de EU vanaf 2025 uitgebreid te rapporteren over hun impact op mens en milieu. Hoewel stichtingen deze dans ontspringen, gaat het Nederlands Openluchtmuseum er tóch mee aan de slag vertelt directeur bedrijfsvoering Joop Bergevoet. Hij ziet bovenal kansen.

    “Duurzaamheid scoort. Dat is kwantificeerbaar. Er is onderzoek gedaan naar de impact van organisaties die hier mee bezig zijn ten opzichte van bedrijven die het volledig aan zich voorbij laten gaan”, steekt hij van wal. Duurzaamheid staat daarom centraal in alles wat het Nederlands Openluchtmuseum doet. “Als rijksmuseum hebben wij een verduurzamingsopgave die is afgesproken met het ministerie van OCW. Maar ook als maatschappelijke organisatie willen we op duurzaamheidsgebied impact maken. Het zit verankerd in onze bedrijfsstrategie. We willen echter niet alleen duurzaam handelen, maar dit verhaal ook aan onze bezoeker vertellen.”

    De CSRD-richtlijn is daarvoor een uitgelezen kans vertelt hij. Wat er precies in een duurzaamheidsrapport moet staan wordt per thema bepaald door European Sustainability Reporting Standards (ESRS) op drie domeinen: environment (milieu), sociaal (mens) en governance (bestuur), afgekort ESG. Het Nederlands Openluchtmuseum doet het op haar eigen manier legt Bergevoet uit. “We willen laten zien wie we zijn, maar niet met alle verplichtingen en de wet- en regelgeving er omheen. Duurzaamheid is een containerbegrip. Dat kan alle kanten opgaan. Als museum acteren wij al heel lang binnen de gedragscodes van de culturele sector: Governance Code Cultuur, Fair Practice Code en Code Diversiteit en Inclusie. De motivatie die we nu proeven is heel erg milieugedreven. Wij bakenen de verslaglegging daarom af tot ecologische duurzaamheid.”

    Dat er op dat begrensde gebied al veel gebeurt in het museum bewijst de certificering Green Key Gold. “Voor de vijftiende keer op rij hebben we dit certificaat ontvangen.”

    De liefde voor de planeet vertaalt zich in vele projecten en de bedrijfsvoering.

    Een greep uit de bijdrages aan een minimale footprint: het entreegebouw ligt vol zonnepanelen, het parkeerterrein bevat 48 laadpunten voor elektrische auto’s, gereedschappen en transportmiddelen worden geëlektrificeerd en kleding wordt hersteld. Koffieprut gaat naar een oesterzwammenteler. Die oesterzwammen vinden bezoekers terug op de menukaart van de het horecagelegenheden in het museum. Over de stoute plannen voor de nabije toekomst: “We willen zonnecarports en de centrale werf gaan we realiseren met duurzaamheidsaspecten.” Dat het streven naar een betere en groene wereld nooit ophoudt bewijst hij met een prachtig voorbeeld. “De Friese zuivelfabriek Freia maakte eind 19e eeuw op een baanbrekende manier kaas en boter met de hulp van een stoommachine. Dit verhaal van de fabriek en de productie van zuivelproducten is nog steeds zichtbaar. De transitie van kolen naar gas is gemaakt. Maar we willen graag een stap verder door de machine te laten werken op waterstof. Dat is nog niet gelukt. Maar wél hebben we een verduurzamingsslag op technisch vlak gemaakt, zodat het rendement fors is toegenomen. Van daaruit gaan we verder.”

    Al deze inspanningen vertalen in een duurzaamheidsverslag is geen abc’tje. De stip aan de horizon is januari 2026. Bergevoet: “Dan moet het eerste verslag op tafel liggen, over 2025.” De basis van het verslag vormt de dubbele materialiteitsbeoordeling: de impact van de onderneming naar buiten toe én de impact op de onderneming van buitenaf oftewel de ketenanalyse. Om een transparant beeld te krijgen van de waarde die het museum toevoegt of juist onttrekt aan het milieu is de hulp ingeroepen van Grant Thornton. Bergevoet: “We hebben een eigen werkgroep van vijf mensen geformeerd, puur voor de inhoud, Grant Thornton bewaakt het proces.”

    Dat proces bestaat uit een aantal stappen: een kick-off, dubbele materialiteit & stakeholder analyse, een gap analyse, bepalen doelen, KPI’s en acties bepalen, data verzamelen, controle en rapportage. Vier maanden geleden was de kick-off. “We zijn nu nog bezig de thema’s te bepalen en de dubbele materialiteit in kaart te brengen”, vertelt Joop Bergevoet over de actuele stand van zaken. “Eind van dit jaar hopen we deze stap afgerond te hebben.”

    Het bepalen van de doelen in het CSRD-stappenplan moet samenvallen met de strategische doelen. “We zijn nu bezig met een update van de strategische bedrijfsstrategie. We kijken altijd twee cultuurperiodes van vier jaar vooruit, richting 2032 dus. We vertalen dat naar een activiteitenplan ofwel beleidsplan tot en met 2028.”

    Vanwege de urgentie voor het museum, maar ook vanuit zijn eigen intrinsieke motivatie schoof Joop Bergevoet vorig jaar aan bij de opleiding Sustainable Boardrooms van de Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren (NCD). “Centraal staat daarin het realiseren van een duurzaamheidsstrategie, passend bij de context van je bedrijf, de impact van je organisatie op mens en milieu en potentiële duurzaamheidsrisico’s en kansen. Ook was het leerzaam voor mij om naar andere organisaties te kijken hoe zij dat doen.”

    Hij erkent: “Sustainability managers zijn vaak roepende in de woestijn. Om duurzaamheid in te bedden in een organisatie is lastig. We gaan al gauw over tot de waan van de dag. De CSRD-richtlijn is een geweldige kapstok om het wél te doen, ook al zijn we het niet verplicht. Het is een vraagstuk dat iedereen raakt. Zeker vanuit onze identiteit. Het stimuleert om te innoveren en te zoeken naar duurzame oplossingen voor operationele uitdagingen. Ook potentiële werknemers, partners en financiers hechten veel waarde aan duurzaamheid. En het kan maar zo zijn dat grotere stichtingen in de toekomst ook verplicht gaan worden om te rapporteren. Dan hebben wij in ieder geval het geraamte staan en alles al goed in kaart gebracht.” «

  7. Brede en duurzame oplossingen voor uw energiebehoefte

    Leave a Comment

    Met 1300 medewerkers is Batenburg in heel Nederland en zelfs daarbuiten een grote speler in de installatiebranche. Maar ook op regionaal Nijmeegs niveau spreekt de vestiging van manager Tom Rutten een flink woordje mee. Ze zijn gespecialiseerd in elektrotechniek, beveiligingsoplossingen en energietransitie. “Wij helpen bedrijven hun duurzame ambities waar te maken.”

    Sinds 1 maart 2024 is Tom vestigingsmanager van de Nijmeegse afdeling van Batenburg. Een relatief korte periode, maar wel een waarin hij veel enthousiasme heeft opgebouwd voor het bedrijf, zijn zestig medewerkers en het werk dat ze doen. Tom: “We zijn in eerste instantie een installateur voor (middel)grote bedrijven uit de omgeving. Maar we doen daarnaast nog veel meer. En wat we doen, doen we goed. Dat is waarom we het servicebeheer en onderhoud doen voor grote en trouwe klanten zoals de gemeente Nijmegen, de Radboud Universiteit en Pluryn.”

    Van A tot Z

    Batenburg focust zich op een groene toekomst. Voor de wereld, voor zichzelf, en vooral ook voor zijn klanten, vertelt Tom. “Duurzame ambities zijn ons niet vreemd, en ook de bedrijven waar wij voor werken niet. Daar zetten wij ons graag voor in. Klanten komen bij ons met grote vragen rondom hun energietransitie. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van duizend, tweeduizend of zelfs drieduizend zonnepanelen op het dak van een bedrijfspand. Of voor grootschalige laadoplossingen, bijvoorbeeld voor een busmaatschappij of een logistieke dienstverlener.” Dankzij een grote mate van kennis en expertise regelt en organiseert Batenburg projecten als deze van A tot Z voor zijn klanten.

    Groot laadplein zonder omkijken

    Tom vertelt over een recent project waarbij zijn medewerkers een laadplein met zeven snelladers (360kW) voor een transportbedrijf installeerden. “We verzorgen vanaf de aansluiting van het energiebedrijf het gehele ontwerp en de daarbij behorende installatie. Vanaf het benodigde inkoop- en compactstation of energieopslagsysteem tot en met de installaties.” De benodigde stations worden door Batenburg zelf geproduceerd en geassembleerd in Rotterdam. Tot slot verzorgt Batenburg ook het servicebeheer en onderhoud.

    Specialistische advies bij netcongestie

    Door de nijpende netcongestie is het voor veel bedrijven moeilijk om een geschikte aansluiting te krijgen. Of ze moeten er jaren op wachten. Tom: “Dat is een groot probleem voor die bedrijven, omdat ze hun werk niet goed kunnen uitvoeren. Wij proberen die bedrijven met slimme oplossingen te helpen.” Batenburg heeft voor deze uitdaging een software- én hardwarematige oplossing in huis. Wie nu een aansluiting van 80 Ampère heeft – wat voor een gemiddeld MKB-bedrijf al snel veel te weinig is –, kan daar met de software van Batenburg, met slimme batterijopslag en bijvoorbeeld aanvullende zonne-energie 160 Ampère van maken, zegt Tom. “Wij regelen dat voor onze klanten, zodat ze op een duurzame manier tóch zonder beperkingen kunnen ondernemen.”

    Transformatorstation

    Batenburg produceert en assembleert zelf de compactstations die voor de projecten benodigd zijn. “We zijn een installateur met jarenlange ervaring. Wij kunnen ondernemers als geen ander helpen bij deze oplossing.” Naast de installatie doet Batenburg ook het servicebeheer en het onderhoud van deze stations. “Met goed onderhoud kun je de levensduur van dergelijke installatie met jaren verlengen. Je onderhoudt ook je pand, je wagenpark en je machines. Dan moet je ook zorgen voor goed onderhoud van je energievoorziening. Wij doen dat met kennis van zaken én met plezier.”

    Meer weten over wat Toms medewerkers kunnen betekenen voor uw energietransitie, energieopslag of de installatie en het servicebeheer en onderhoud van uw energieoplossingen? Neem contact op met Batenburg: «

  8. 125 jaar aandacht voor het vak, de medewerkers en de klanten

    Leave a Comment

    Familiebedrijf Welling Bouw | Onderhoud bv alle goede dingen bestaan in drieën. En dus vierde Welling Bouw drie dagen feest om het 125 jarig bestaan van het familiebedrijf te gedenken. Familie, medewerkers, oud-medewerkers en relaties waren van de partij. Een teken van de saamhorigheid die het bedrijf kenmerkt en sterk maakt.

    Algemeen directeur Bart Welling, vierde generatie, vertelt: “Sinds januari zitten we in ons huidige pand. Hier zijn de kantoorfaciliteiten gehuisvest, de productie vindt plaats op locatie bij de klanten. Een ruimte in ons nieuwe pand is tijdelijk ingericht als museum vanwege ons 125 jarig bestaan. Het ‘echte’ Wellingmuseum staat in Didam, waar onze bedrijfsgeschiedenis begon.”

    In Didam startte Bart Welling in 1899 met het uitvoeren van kleine verbouwingen en onderhoud, en bouwde hij enkele huizen. Het begin van een familiebedrijf dat inmiddels generaties bestaat. In 1999, honderd jaar later, treedt achterkleinzoon Bart Welling toe tot de directie. ‘Ik ben met bouwgenen geboren. Met verjaardagen kreeg ik een hamer, schaaf of wat dan ook’, aldus Bart in het gedenkboek 125 jaar Welling – familieleden met een taak. In het boek worden de goede en de minder goede tijden van het bedrijf geschetst.

    “Geen enkel bedrijf kent alleen goede tijden”, zegt Welling. “De constante is het familiegevoel. Dat we het samen doen, met de familie, de medewerkers en de klanten.” Die klanten bedient Welling vanuit de huidige locaties in Didam en Wijchen. “We doen nieuwbouw en onderhoud voor woningcorporaties, beleggers, onderwijs- en zorginstellingen, VVE’s en bedrijven. Ons verzorgingsgebied is ruwweg tot een uur rijden vanuit onze beide vestigingen. En soms ook buiten die ring.”

    Langjarige klantrelaties

    “We onderhouden langjarige relaties met onze klanten, dat heeft te maken met vakmanschap en onze klantbenadering. Het klantproces is leidend. We plannen onze werkzaamheden in goed overleg, zodat ze niet of nauwelijks interfereren met de activiteiten van de klant. Dat kan omdat we zelf tegelzetters, loodgieters, metselaars, timmerlieden en schilders in dienst hebben en niet afhankelijk zijn van derden voor de planning en uitvoering”, schetst Koen Bos, manager Markt en Klant bij Welling. “Voor een aantal klanten doen we het onderhoud volgens een MJOP (Meerjarenonderhoudsplan), waarin is vastgelegd wanneer welke werkzaamheden moeten plaatsvinden. Klanten waarderen enorm als je meedenkt.”

    “Ze zien ons graag komen en ze zien ons graag weggaan, want dan weten ze dat hun ‘probleem’ is opgelost”, zegt Welling glimlachend. “Bij grote nieuwbouwprojecten is dat anders, omdat je dan met meer partijen bouwt. Maar ook dan zijn we vanaf het eerste begin betrokken bij de onderlinge afstemming en uitvoering. Daarin zit onze toegevoegde waarde.”

    Langjarige medewerkersrelaties

    Ook met medewerkers onderhoudt Welling langjarige relaties. “Ons familiebedrijf bindt en verbindt mensen met elkaar”, aldus Welling. “We hebben momenteel ongeveer 60 mensen in vaste dienst. Bij ons zijn mensen geen nummer, we kennen elkaar, doen de dingen samen. Dat vertaalt zich in lange dienstverbanden. Een 40-jarig jubileum is bij ons geen uitzondering. Er werken hier vaders en zonen, neven. Kortom de familiebanden zitten overal in het bedrijf ingebakken. Medewerkers zijn onze ambassadeurs, ze dragen weer vrienden of familieleden aan om bij ons te komen werken. Jazeker, er zijn ook wel eens mensen vertrokken. Maar ze zijn allemaal weer teruggekomen.”

    Welling is een erkend leerbedrijf, er lopen hier stagiairs van het mbo, hbo en Bouwmensen. Dit is een coöperatieve vereniging van bouw- en infra-opleidingsbedrijven die opleidingen verzorgen voor om-, her- en bijscholers. “Scholing heeft onze permanente aandacht”, zegt Bos. “In 2008 zijn we uitgeroepen tot Beste Leerbedrijf Bouw en Infra, een landelijke prijs. We scholen naar gelang de behoefte van het bedrijf, de persoon en de markt. Uitgangspunt is wat een medewerker kan en ambieert. Een select aantal medewerkers neemt bijvoorbeeld deel aan een trainingstraject van 1000 dagen. Hierbij ligt de nadruk op persoonlijke groei. De gedachte is dat wie goed in zijn vel zit en doet wat hij graag wil doen gemotiveerd is in zijn werk en daarbuiten. En na die duizend dagen? Dan kun je het zelf.”

    Duurzaam bouwen

    Niet alleen de onderlinge banden tussen de ‘mensen van Welling’ zijn duurzaam. Het begrip is ook van toepassing op de activiteiten van het bedrijf. “We willen stapsgewijs een tree duurzamer worden” zegt Welling. Hij wijst naar de trap, waarvan de treden bestaan uit oude vloerplanken van spoorwagons (zie foto). “We zijn lid van Energie Positief Leven, een synergetisch samenwerkingsverband tussen vaste ketenpartners. We richten ons op het verduurzamen van de Nederlandse (bestaande) bebouwde omgeving in opdracht van professionele opdrachtgevers. We delen kennis en werken samen aan maatwerkoplossingen.”

    “De kennis voor biobased bouwen hebben we grotendeels in huis, deels brengen partners die in. Een voorbeeld hiervan is het project De Kwekerij bij Doetinchem waar we 18 energieneutrale biobased koopwoningen gaan bouwen. In Wijchen hebben we het project Young People Living gebouwd, een duurzaam woonconcept voor jongeren, gebaseerd op houtskeletbouw. Ook in onderhoud geven we steeds meer de voorkeur aan duurzame, biobased en circulaire oplossingen. Zo haken we aan bij nieuwe ontwikkelingen en blijven we onszelf uitdagen en ontwikkelen als bedrijf. Ook voor de komende generaties, bij Welling en onze klanten.” «

  9. Ondanks de financiële uitdagingen weet Cor met zijn elektrische tuk-tuk van aanpakken

    Leave a Comment

    Het liefst transformeert Cor Rutten van Schilderwerken gebr. Rutten zijn hele wagenpark in elektrisch vervoer, maar de financiële uitdaging is groot. Toch zit hij als ondernemer niet bij de pakken neer. Als een van de eersten in Nijmegen en omstreken schafte Cor een aantal jaar geleden een elektrische tuk-tuk aan. Handig voor schilderklussen in het centrum. De tuk-tuk bevalt goed en wekt interesse naar meer elektrische vervoersopties.

    Meerdere vliegen in één klap

    De keuze voor een elektrische tuk-tuk was snel gemaakt. Cor was op zoek naar een vervoersmiddel dat geen rijbewijs vereist, speciaal voor een van zijn medewerkers. Dat de tuk-tuk toekomstbestendig is én lekker vlot door het centrum rijdt is helemaal mooi meegenomen. “Met dit elektrische wagentje rijden we eenvoudig tot aan de voordeur. Dat is ideaal en al het benodigde materiaal past achterin”, vertelt Cor. Lange afstanden rijden is niet mogelijk, maar dat is voor nu geen probleem. “Voor onderhoudsklussen en kleine schilderwerken in Nijmegen gebruiken we de tuk-tuk.”

    Financiële drempel

    Wel voorziet Cor uitdagingen als het gaat om overstappen naar volwaardig elektrisch vervoer. Voor grote opdrachten is een grotere bus noodzakelijk omdat er meer materiaal én personeel mee moet. Met het oog op de toekomst is daar een oplossing voor nodig, maar de aanschaf van een elektrische bus is een grote investering. Cor: “Ik wil heel graag meer elektrisch rijden, maar als ondernemer zie ik ook dat het financieel nu nog niet kan. Ik hoop dat we samen met onder andere de gemeente en aanbieders van elektrische voertuigen de aanschaf van een elektrische bus toch snel kunnen realiseren.”

    Een goed begin

    De verandering voor ondernemers is groot, maar de zero-emissies zones zijn er om een leefbare omgeving te realiseren. En ook Cor ziet dat. In beweging komen en aan een oplossing werken is volgens hem dan ook belangrijk, al is het met kleine stapjes. Zijn advies? “Vergelijk je huidige vervoer niet meteen met een soortgelijke elektrische variant, maar kijk naar hoe je het werk anders kunt inrichten. Dat maakt alternatieve elektrische opties misschien tóch mogelijk.”

    2025 is al bijna. We helpen je verder!

    Vanaf 2025 zijn de binnenstad van Nijmegen, Heijendaal en Hof van Holland emissievrij. Dit betekent dat ondernemers hier alleen nog maar met duurzame transportmiddelen mogen rijden, zoals bussen op waterstof, elektrische auto’s en bakfietsen. Niet alle voertuigen moeten in 2025 al over en voor sommige voertuigen geldt een overgangsfase, dus kijk goed welke situatie op jouw onderneming van toepassing is.

    We kunnen ons voorstellen dat de overgang op zero-emissiezones niet voor iedereen makkelijk is. Ben je ondernemer in Nijmegen? Ga naar nijmegen.nl/zero-emissie en ontdek welke stappen je kunt nemen. «

  10. Nieuws van eigen bodem: Hét Ondernemersbelang Print wordt Kijk op Arnhem – Nijmegen

    Leave a Comment

    Met veel enthousiasme kondigen wij aan dat Hét Ondernemersbelang Arnhem – de Liemers en Hét Ondernemersbelang Nijmegen – Rivierenland vanaf nu verder door het leven gaan als Kijk op Arnhem – Nijmegen. Deze stap markeert een belangrijke uitbreiding van het bereik en stelt ons in staat om een breder publiek van ondernemers en geïnteresseerden te bedienen met relevant zakelijk nieuws uit de regio.

    Kijk op-magazines

    “De snelle groei van het platform en merk Kijk op maakt de keuze om de overstap te maken gemakkelijker,” vertelt Johannes Swieringa. De Kijk op-magazines staan inmiddels goed bekend in verschillende regio’s door het hele land, waaronder de volgende titels al worden uitgebracht: Kijk op het Noorden, Kijk op Oost-Nederland, Kijk op Groot Amsterdam, Kijk op Noord-Holland Noord, Kijk op Noord-Holland Zuid, Kijk op Groot Rotterdam en Kijk op de Drechtsteden. Willem Brouwer, eigenaar van de Kijk op-magazines, vertelt: “Met de toevoeging van Arnhem – Nijmegen breiden we niet alleen ons geografische bereik uit, maar ook ons aanbod van waardevolle content. Veel ondernemers kennen bijvoorbeeld onze ‘sterke merken’ Kijk op het Noorden en Kijk op Oost Nederland al. Deze zijn al vele decennia dé zakelijke magazines voor Noord- en Oost-Nederland, met een groot netwerk en een vaste klanten- en lezerskring. Daarnaast kiezen steeds meer ondernemers met een landelijke uitstraling er dus ook voor om zichzelf in onze andere regio’s te profileren. Deze uitbreiding biedt ondernemers, onderwijsinstellingen en overheidsinstanties in de regio een unieke kans om toegang te krijgen tot een breed scala aan interviews, artikelen, inzichten en netwerken die hen kunnen helpen in hun zakelijke activiteiten. Het succes van de Kijk op-magazines maakt dat we in rap tempo professionaliseren en onze magazines, websites en social media mee willen nemen in die zakelijke groei.”

    Lancering nieuwe site

    Daarnaast zal medio oktober de nieuwe website, www.kijkoparnhem-nijmegen.nl, live gaan. Zo kunnen we uw nieuws nog beter, mooier en professioneler presenteren. Daarmee bent u dus ook verzekerd van een groot online bereik. Uw nieuws krijgt bij ons niet alleen offline, maar ook online een prominente plek.

    Nieuwe look

    Wat voorheen twee verspreidingsgebieden waren, wordt nu dus één groter verspreidingsgebied. Zo genieten ondernemers uit de gehele regio direct van het totaalbereik dat voorheen de twee losse regio’s (Arnhem – de Liemers & Nijmegen – Rivierenland) waren. Een andere belangrijke wijziging is de frequentie van het aantal edities per jaar. In plaats van vier keer zal het magazine nu vijf keer per jaar verschijnen, vaker zichtbaar en dus beter herkenbaar. “U vraagt om professionele aandacht, wij zorgen er met deze update voor dat u die krijgt,” vertelt Johannes.

    Een gloednieuw magazine en tegelijkertijd veel meer dan dat! Samen met u als ondernemers in de regio Arnhem – Nijmegen zetten we namelijk een offline én online platform neer waar we met z’n allen trots op kunnen zijn. Kijk op Arnhem – Nijmegen wordt daarmee hét zakelijk platform voor ondernemers in de regio. Dagelijks publiceren we relevant nieuws voor en over ondernemers op onze website, www.kijkoparnhem-nijmegen.nl, en social mediakanalen.

    “Wij zijn ervan overtuigd dat deze integratie een win-win situatie creëert voor zowel de lezers en ondernemers als de uitgeverij. Door expertise en netwerk te bundelen, kunnen we lezers beter bedienen en een grote impact maken in de regio. Ik moedig alle ondernemers en instanties in de regio Arnhem – Nijmegen aan om hiervan deel uit te maken. Ik kijk uit naar deze nieuwe fase en hoop u te blijven inspireren met waardevolle artikelen en reportages,” aldus Johannes Swieringa. «

Zoeken naar: